Kadaster 1832
Tot het einde van de achttiende eeuw kende Nederland geen eenduidige registratie van onroerend goed. Pogingen om hierin verbetering te brengen leverden in eerste instantie onvoldoende betrouwbaar resultaat op. Door de invoering van het Burgerlijk Wetboek in 1825 kwam in de kadastrering een versnelling. Vóór de invoering van het kadaster op 1 januari 1832 identificeerde men percelen met hun naam of toponiem en vermeldde in akten de ligging door de naburige percelen en hun eigenaars te vermelden. Door de invoering van het kadaster verdwenen toponiemen in officiële akten en werden perceelsaanduidingen voortaan met een abstracte code geïdentificeerd. De eeuwenoude herdgangen verdwenen en Oirschot werd in zeven secties onderverdeeld en elk perceel kreeg daarbinnen een uniek nummer.
Het ontstaan van het kadaster
We weten allemaal dat het kadaster een register met onroerende goederen en daarop gevestigde rechten is en daarnaast ook gebruikt wordt om de dienst, die belast is met het beheer van dit register, aan te duiden. Met de invoering van het kadaster in 1832 verdwenen de eeuwenoude perceelsaanduidingen en kwamen er unieke codes voor in de plaats. Bij het BHIC (Brabants Historisch Informatie Centrum) kan men dit eerste kadaster raadplegen. Deze informatievoorziening bestaat uit de zogenaamde minuutplans (kadastrale kaarten) en de Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels (OAT's). In dit artiekel wordt uitvoerig ingegaan op het ontstaan van het kadaster vanaf het einde van de negentiende eeuw tot de invoering in 1832.
Oorspronkelijk Aanwijzende Tafels
Bij het BHIC in 's-Hertogenbosch zijn de eerste kadastrale gegevens in te zien. Wanneer je echter van een bepaalde persoon de eigendom wilt weten dan moet je in principe alle met de hand geschreven OAT's doorlopen. Wij hebben deze met een zoekterm toegankelijk gemaakt. Je kunt op kadastraal nummer en op eigenaar zoeken.
Het kadaster in getallen
Oirschot bestond voor de invoering van het kadaster op 1 januari 1832 uit vijf herdgangen; de Kerkhof, voornamelijk het centrum, Notel en Straten ten oosten van het centrum, Hedel ten noorden en Spoordonk ten noorden en westen. Daarvoor in de plaats kwamen er zeven secties; A en G voornamelijk Spoordonk, B Hedel en een klein gedeelte Spoordonk, C en D Notel en Straten, F voornamelijk het centrum en E de heide. Binnen de verschillende secties werden de van oudsher bekende gebieden onderscheiden. Aan de hand daarvan kon een redelijke betrouwbare indeling in de oorspronkelijke herdgangen gemaakt worden.